De keuze van elektrisch materieel moet zo zijn dat schadelijke effecten op ander elektrisch materieel is uitgesloten.

Nu komt het regelmatig voor dat in vrij nieuwe installaties schades ontstaan waar de gebruiker geen raad mee weet en dus gewoon het defecte onderdeel vervangt, het gevolg een rekening. Na enige tijd gaat in dezelfde installatie weer wat stuk, wordt ook weer vervangen. Dit kan enige tijd door gaan en zal in veel gevallen jaren duren. De gebruiker en de reparateur leggen geen link, dit kan omdat de monteur de ene keer van het bedrijf X komt en de andere monteur van bedrijf IJ komt en er onderling geen communicatie is waardoor er geen structurele oplossing komt maar ad hoc wordt hersteld. Er wordt dan ook geen verder onderzoek gedaan naar de reden van deze schades.

 

 

 

Defecte elektronische schakeling

Na een aantal jaren zal de eigenaar/beheerder van de betreffende installatie actie ondernemen en schakelt zijn installateur in om eens te zien wat er mis is. De installateur zou dan moeten nagaan of de schades gelijksoortig van aard zijn en hier gaat het dan vaak al mis. In een aantal gevallen wordt er een monteur gestuurd om te gaan kijken wat er zoal mis gaat, heeft de opdrachtgever geluk dan zal de desbetreffende monteur met gerichte vragen komen. Er zijn situaties bekend waarbij dit al vijf á acht jaar duurt alvorens er een gerichte storingsanalyse wordt uitgevoerd.

Door een goede schade boekhouding aan te leggen, kan een snelle schade inventarisatie gemaakt worden waarmee de analist zijn werk kan doen.

Veel van deze storingen komen voort uit het feit dat de keuze van installatie delen niet goed op elkaar zijn afgestemd, of dat er op component niveau wordt bezuinigd.

We hebben situaties mee gemaakt waarbij we voor één probleem op pad zijn gegaan en er aan het eind van de dag een storingsinventarisatie was met zes verschillende problemen.

In de NEN 1010 wordt dit behandeld in bep. 133.4 maar vaak overheerst het budget. Later wordt deze keuze door schades ingehaald.